Ik schrik wakker. Badend in het zweet. Nee hè? Niet weer! Het liefst zou ik onder m’n dekens willen kruipen. Ik kan echt niet verder slapen zo. Ik kijk verschrikt mijn donkere kamer in. Wat was dat? Ik schrik. Oh, gelukkig. Hoe kon ik zo stom zijn. Wie schrikt er nou van een bureaustoel? Ik stap langzaam m’n bed uit. De vloer is koud. Het tapijt kriebelt aan m’n voeten. Ik doe de deur voorzichtig open en sluip door de gang richting de kamer van m’n ouders. Daar sta ik dan bij het grote bed. “Papa, ik had een nachtmerrie.” Fluister ik. M’n vader laat me bij hem liggen en slaat een arm om me heen. Het voelt warm en vertrouwd. Ik dommel weg naar dromenland.
Ik moest er opeens weer aan denken toen ik ’s nachts wakker werd. Ik had geen idee waardoor ik wakker werd. Maar het eerste waar ik aan dacht was dat. Zo ging het vroeger als ik nachtmerries had. Ik mocht altijd bij m’n vader in bed kruipen en in z’n armen liggen. Hij beschermde me. Hij was mijn schuilplaats.
Nu, nu heb ik niet echt vaak nachtmerries meer. Wel angsten. Stress. En dat soort dingen. Soms dan wil ik wegduiken door alle druk die op mij wordt gezet. Maar ja, waar kan je heen? Je stikt van de stress om je heen. Het liefst zou je weg willen kruipen. In je bed willen kruipen. Onder de warme dekens. Weg van alles. Naar een rustige plek waar niemand je kan storen.
Als ik nu weer last heb van angsten of stress weet ik bij wie ik moet schuilen. Hij wilt mijn schuilplaats wel zijn. Hij is voor mij de warme deken. De rustige plek. Hij hoort me uit. “Zeg maar wat er is, mijn kind. Vertel het me maar.” Hij weet precies wat me dwars zit. Hoe ik ben. Waar ik wel en niet tegen kan. Hij kent me door en door, beter als dat ik mezelf ken. Hij sluit zijn warme armen om me heen. Hij laat me uithuilen. Hij beschermt me, Hij is mijn schuilplaats. Ik kan altijd naar Hem toe komen om te schuilen. Of voor hulp. Om even uit te huilen. Hij maakt mij weer rustig op dagen dat ik het niet meer zie zitten. God kent al mijn nachtmerries. En Hij wilt dat ik bij Hem kom liggen. Hij wilt dat ik bij Hem schuil. En ik zal schuilen.