“Dat ‘heb je naaste lief’ gedoe, dat meende ik! -GOD-” 

De tekst die bij ons thuis in de werkplek hangt. Hij heeft een hele tijd op de koelkast gehangen. Maar ook nu heeft hij weer een plaats gekregen waar veel mensen langs lopen. Het is een belangrijke tekst. Een tekst die je niet zomaar moet vergeten, vind ik.

Elke keer als wij als een wilde maar elkaar uitschelden of tegen elkaar schreeuwen. Elkaar pijn doen, met woorden of geweld. Telkens als dat gebeurt, kwets je God. Want hier zijn wij niet voor bedoeld, jongens. Je moet ‘lief zijn voor elkaar,’ zoals kinderjuffen zouden zeggen. ‘Samen spelen, samen delen.’ En daarmee bedoel ik nu niet zozeer spullen. Nee, je moet liefde delen. Liefde geven.

Ik ben soms echt een driftkikker. Ik ben snel op m’n teentjes getrapt en heb een kort lontje. Ik maak me heel vaak druk om kleine dingen. Ze maken me boos, verdrietig, moe. Het wordt me dan weer even te veel. ’s Avonds in bed lig ik vaak te piekeren. “Had ik dit maar gezegd, had ik dat maar gedaan.” Of ik krijg flashbacks van vroeger. Ik ben niet altijd in een vrolijke bui. Ik ben ook echt wel iemand die heel vaak ruzie heeft. En ik weet dat ook ruzie iets is wat God niet wilt zien in de wereld.

“Waarom doen jullie elkaar toch zo’n pijn? Waar is toch die echte liefde gebleven? En waar zijn jullie? Ik hou van jullie. Met alles hou ik van jullie. Ik geef jullie al mijn liefde, want Ik ben de liefde. Ik steun jullie. Ik help jullie. Maar jullie moeten wel geholpen willen worden. Ik wil jullie licht zijn. De lamp voor jullie voeten. Daar ben ik toch immers de God van hemel en aarde voor? Maar ik heb jullie niet gemaakt om oorlog te voeren. Wat is dat toch met al die macht? Iedereen is gelijkwaardig. Waarom kijken jullie dan naar elkaar op. En sterker nog, waarom kijken jullie niet naar Mij op? Ik ben als een vader voor jullie. Ik ben Degene die tussen jullie komt, als jullie weer eens ruzie maken. Ik zet jullie ieder in een aparte hoek, en laat jullie nadenken over wat jullie hebben gedaan. Zodat jullie daarna weer naar elkaar toe kunnen en ‘Sorry’ kunnen zeggen. Zodat jullie elkaar kunnen vergeven. Verder kunnen gaan, met liefde, voor elkaar.”

Maar of wij dat dan ook doen, zoals God het wilt? Ik ga jou, de lezer van deze tekst, een opdracht geven. Denk nou eens aan iemand die je echt niet mag. Denk aan iemand waar je misschien wel een vreselijke hekel aan hebt. Denk aan iemand waarbij je liever niet in de buurt bent. En denk nou eens aan de goede dingen die hij of zij voor je gedaan heeft. Denk aan goede eigenschappen van de persoon waar je nu aan denkt. Denk aan herinneringen die je met diegene hebt gehad. Moeilijk hè? Ik weet dat als je echt boos op iemand bent, en de woede raast door je heen, het heel moeilijk is om positief over die persoon te denken. Maar dat is wat God wilt. Positieve gedachten. En die gedachten kan je alleen maar krijgen door alle woede en alle gemene gedachten opzij te zetten. Los te laten. Te vergeven. Vergeven is moeilijk. Maar als je God om hulp vraagt, gaat het zeker lukken. Want vergeven doe je uit liefde. En met behulp van Gods liefde krijg je ook nog eens een goeie zelfbeheersings-cursus.