En weer komen we Jona tegen. Elke dag scheuren we een blaadje van de kalender. Jona is nu in tussen al naar Nineve gegaan en heeft daar verkondigd dat de mensen binnen veertig dagen berouw moeten tonen want anders zal God de stad en al haar inwoners verwoesten. En daarna was zijn werk gedaan. Hij ging boven op een berg buiten de stad zitten, in de schaduw van een boom. En kijkt wat er gebeurt na veertig dagen. Maar er gebeurt niks. Helemaal niks. De mensen liepen veertig dagen lang met rouwkleding aan, en smeekten om vergeving. En dat terwijl de mensen in Nineve heel slecht waren, ze plunderden andere steden en stalen eten van anderen. En nu? Nu gebeurt er niks. God straft de mensen niet. En dat maakt Jona boos. Woedend zelfs. Hij klaagt tegen God. U vergeeft altijd, terwijl U de mensen had moeten straffen!
(De onderstaande tekst is de tekst die op het kalendertje stond:)
Jona zegt: “U bent vol van geduld en liefde en liefde en U straft de mensen liever niét, dan wèl. Maar voor mij is er op deze manier niets meer aan; laat mij maar dood gaan. Ik wil liever sterven dan zo nog verder leven.” Jona durft heel wat te zeggen. Hij is ervan overtuigd dat God z’n gemopper zal begrijpen en zal vinden dat hij, Jona, toch z’n best heeft gedaan, dus wil hij maar liever sterven. Dat is hij van alles af en hij komt toch wel in de hemel, denkt hij. God geeft op al dat gezeur niet eens antwoord. Nee, God stelt een vraag! “Wat voor een reden heb jij eigenlijk, Jona, om je kwaad te maken?” Ja, Jona dacht dat hij zelf de dingen veel beter had kunnen regelen dan God had gedaan. Wel, Jona is niet de enige die zo denkt. Duizenden mensen mopperen op God en zeggen: “Als ik maar eens God was, dan zou alles veel beter gaan.” Domme, domme mensen; zelfs onder elkaar kunnen ze geen vrede houden. Dachten ze dan wel te kunnen heersen over de hemel, zee en aarde?
Dit is precies hetzelfde wat ik twee dagen geleden ook heb geschreven. Mensen geven God zo vaak overal de schuld van. “Dit moet beter, daar is ellende, daar is armoede.” Maar we vergeten vaak dat wij hier niet voor niets op de aarde rondlopen! Wij zijn hier om voor elkaar te zorgen, en elkaar liefde te geven! Dus ook de arme mensen! Of de zieken! Vaak zijn wij zo egoïstisch. Daar betrap ik mezelf ook op hoor. Vooral als iemand naar mijn mening vraagt. BAM! Daar is mijn mening hoor! En mensen met tegenargumenten moeten maar hun mond houden. Maar, zo werkt het niet. Daardoor leven we in hokjes. “Tsja, daar bemoei ik me toch niet mee.” Hup, en opgesloten ben je. Wij zijn vaak zo boos op God. Willen graag zoveel verbetering. Maar, denken wij wel eens aan de veroorzakers van die ellende? Want vaak zijn wij dat. Wanneer geven we onszelf nou eens de schuld?
Thuis hebben wij dit kaartje hangen in de werkplek. En telkens als ik er langs loop vergeet ik ernaar te kijken. Waarom? Geen zin. Misschien wil ik het kaartje wel helemaal niet zien? Maar zo werkt dat dus ook bij mensen. Ze willen God niet zien. Ze verwijten God van dingen die Hij niet doet. Maar, God kan niet alles! En toch is Hij almachtig.
