“Renee! Renee!” Roept m’n moeder vanuit m’n kamer. “Wanneer ga je nou eens weer je kamer opruimen? Het is weer een zooi!” Ik zit, zoals altijd, druk achter de pc. “Ja ja, ik doe het binnenkort.” Zeg ik afwezig, met m’n ogen starend naar het beeldscherm.
Gisteren catechisatie. Weer kwam het bekende gesprek dat ik steeds vaker heb. “God krijgt zo vaak de schuld. Het maakt me gewoon verdrietig. Kunnen we niet eens kijken naar wat wij allemaal doen? Wij doen meer fout, hoor. God is goedheid, en toch krijgt hij de schuld. Terwijl wij steeds zondigen.”
God zag ook hoe erg de mensen zondigden. Lees het verhaal van Noach maar eens. Hij was gekwetst. Hij wou dat Hij ons nooit had gemaakt. Gods geduld was op geraakt. Dan moet je echt heel veel gedaan hebben, om dat voor elkaar te krijgen. En dat bij God voor elkaar te krijgen. Ja, de mens maakte er maar een potje van. Behalve Noach. Hij gehoorzaamde God. Noach mocht ervoor zorgen dat het beter werd met hulp van God, natuurlijk.
Maar ook daarna maakte de mens er weer een potje van. We bleven onaardig. En toen was God het zat. Hij stuurde een koning naar de aarde. Zijn eigen Zoon. Jezus. Hij verkondigde. Vertelde geweldige verhalen over Onze Vader, Zijn Vader. En Jezus werd gekruisigd. Hij stierf voor ons. En onze zonden. Want wij mensen zondigen. Hij stond op en ging daarna naar Zijn Vader. Hij beloofde daarbij één ding. Ik kom terug, en dan zal alles beter zijn.
Niemand weet wanneer Jezus komt. Maar iedereen mag weten dat Hij komt. Iedereen mag weten dat we opnieuw mogen beginnen, omdat Jezus aan het stierf. Wij zondigen. Nu nog steeds. Maar we worden vergeven. We kunnen wachten tot Jezus komt.
Mensen die niet geloven vinden het een rotzooi op de wereld. En daarom ‘bestaat God niet.’ Ze vinden het Gods rotzooi. Maar wat zij niet weten, is dat al die troep wordt opgeruimd als Zijn Zoon terug komt. Dan ruimt God ‘Zijn’ kamer op. Wanneer weten we niet. Wanneer ik mijn kamer opruim weet mijn moeder ook niet. Maar eens, zal het toch gebeuren. God ruimt de rommelige kamer op.