Daar sta ik dan, op een net iets te wankele houten uitkijkpunt in Duitsland. Vanaf daar kan ik het dal mooi zien. Ik zie de bergen, de bomen die er staan. Alle huizen zijn kleine speelgoed huisjes geworden en de grote kerk is nu een kerkje. Ik vind het uitzicht adembenemend. Wat woon ik toch op een mooie aarde, dwaalt het door mijn hoofd heen. Prachtig gewoon. En het is zo jammer dat wij dit uitzicht steeds meer verpesten. 
Tijdens de catechisatie was het onderwerp “de evolutie.” We praatten over wat wij geloven en wat we bijvoorbeeld onzin vinden. Over één ding waren wij het eens: God heeft de aarde geschapen. Of geschept, zoals een vriendin van mij zei, haha. We vroegen ons ook af of wij, als christenen, nou iets moeten bijdragen aan het milieu of niet. God heeft alles geschapen, en gaf ons wel natuurlijk de opdracht om goed voor alles te zorgen. Waarom doen wij dat dan steeds niet?
“God leent de aarde aan ons uit. Hij wil de aarde later ook weer terug.” Een slimme opmerking van mijn broertje. God heeft Zijn Zoon gestuurd. En die beloofde terug te komen. Als Jezus terugkomt, wil God Zijn geliefde aarde terug. Als Jezus terugkomt, mogen wij allemaal in een nieuwe wereld wonen. In Gods wereld. In een wereld zonder verdriet, haat of pijn.
“Waarom zou ik dan nog iets met het milieu doen? Jezus komt toch terug? Dan komt er toch een nieuwe wereld? Wij hoeven ons dus nergens druk om te maken.” Uhm, juist wel. Want niemand weet wanneer Jezus terugkomt. Niemand weet wanneer het zover is. Misschien is de aarde wel helemaal verwoest vóórdat Jezus is gekomen.
“Zie het als een cadeautje. Als ik jou een cadeautje geef, wil ik ook graag dat het niet gauw kapot gaat. Anders denk ik van: Nou, die gaat ook lekker zorgvuldig met haar spullen om. Hoe langer je het heel houdt, hoe langer je van het cadeautje kan genieten.” Slimme opmerking van een vriendin. De aarde is eigenlijk Gods cadeau aan ons. Wij moeten het niet slopen. Wij moeten het juist zo lang mogelijk goed houden. Totdat Jezus terugkomt. Tot dan is hij uitgeleend.