Zachtjes loop ik de kamer binnen. Ik zie de witte lange gordijnen bewegen op het ritme van de wind. De kamer is ruim en het bed is leeg. Ik laat mezelf erop neer ploffen. Waarom is het licht zo fel? Ik doe het raam dicht en ga weer zitten. Ik vermijd elke spiegel. Uit het nachtkastje haal ik een klein boekje. Mijn dagboek. Met trillende handen begin ik te schrijven.
“CHEMO.”
Tranen vallen op het papier.
“Dit gebeurt, het gebeurt nu echt. Hoe zal ik nu naar school toe moeten? Overal zie je mooie slanke meiden, met lang stijl haar. Ze hebben een stralende glimlach, en ik kan alleen maar huilen. Wat zal de rest zeggen? Zullen ze schrikken? Haal ik het nog wel? Misschien kan ik beter maar voor altijd binnen blijven. Als ik buiten kom staart iedereen me aan. Ze zien dat ik ziek ben. Ik wil niet gezien worden als ziek. Ik wil beter zijn, een normaal leven leiden. Ik wil geen geschrokken gezichten, geen verdriet meer om me heen. Ik wil mezelf zijn. Ik wil niet kaal zijn.. Niet meer kaal..”
Met natte ogen staar ik minuten lang naar hetzelfde woord. Kaal. Kaal. Kaal. Het dwaalt door m’n hoofd. Het maakt me misselijk. Zwak.
“Zal ik anders pruiken kopen? Of wat dacht je van een muts of een pet?”
Dit is nutteloos. Denk ik. Grafkanker! Door m’n tranen heen schreeuw ik het nog een keer. “Grafkanker!”
“Waarom ik? Waarom kanker? Waarom die ziekte? Waarom bestaat het? Waarom chemo? Waarom? Waarom!?”
Nog meer tranen.
“En wat als het nou niet werkt? Wat als ik dood ga? Wat als ik nou echt dood ga? Zullen ze me vergeten?”
Ik blijf snikken.
“Misschien moet ik iedereen die ik ken wel een brief schrijven voor als ik dood ben. Misschien maak ik wel voor iedereen een boekje met herinneringen aan wat we samen hadden. Misschien moet ik wel een testament maken. Misschien.. misschien..”
De deur gaat zachtjes open. M’n kleine zusje, ze huilt. “Je gaat niet dood, hè?” Ik sla m’n armen om haar heen. “Ik weet het niet.”
Er zijn zoveel mensen die eraan lijden. Zoveel mensen die eraan sterven. Kanker houdt ons in de macht. De slachtoffers worden steeds jonger. En het aantal wordt steeds meer. Ik bid voor deze mensen. Voor ieder mens die zo moet lijden. Voor ieder mens, die ooit iemand aan deze rotziekte verloor. Ik wil mensen steunen.