Achter het raam staren ze me aan,
Alsof ik ze iets heb aangedaan.
Die boze gezichten,
Die barre blikken.
Ze reizen ermee van hot naar her.

Ja, daar staan ze achter het raam.
Ze draaien niet weg, maar kijken me aan.
Ogen die dreigen op een enge manier.
En ik zit alleen te wachten, stil op een bankje hier.

Al die boze gezichten achter het raam.
Schieten nu snel weer bij mij vandaan.
Tijd om boos te kijken op een andere plaats.
Terwijl ik wacht op dit bankje, ik heb niet zo’n haast.