Ik ga slapen ik ben moe
Sluit mijn beide oogjes toe
Here, houdt ook deze nacht
Over mij getrouw de wacht
’t Boze dat ik heb gedaan
Zie dat Here toch niet aan
Schoon mijn zonde velen zijn
Maak om Jezus wil mij rein
Zorg voor de arme kindren Heer
En herstel de zieken weer.
Als ik mijn oogjes open doe,
lacht de zon mij vriendelijk toe.
Doe mij dankbaar en gezond,
opstaan in de morgenstond.
Geef mijn juffrouw nieuwe kracht,
na de rust van deze nacht.
Sta mijn ouders trouw ter zij,
wees mijn vriendjes ook nabij.
Wees met alle mensen saam,
dat bid ik U in Jezus’ naam.
Amen, amen.
Ik weet dit nog zo goed. Elke avond ging ik samen met m’n broertje en m’n ouders bij het bed zitten en zegde dit versje op. Uit ons hoofd geleerd. Ik ken hem nu nog steeds, het zit erin gestampt. Ik gebruik het versje tegenwoordig niet meer, maar ik denk er nog wel vaak aan terug. Ik zat dan samen met m’n broertje op m’n bed, en daar begonnen we tegelijk, met onze handen gevouwen. Mijn ouders zaten erbij, en als we klaar waren met het versje, en de laatste ‘amen’ was gezegd, werden we naar bed gebracht, ingestopt en kregen we een nachtkus.
Elke avond hetzelfde. En ik vond het niet erg.
Ik bid nu bijna nooit meer voor het slapen gaan. Maar waarom eigenlijk niet? Vraag ik mezelf wel eens af. Het is juist goed als je de dag met God bespreekt. God wil graag met je praten, en niet alleen ’s avonds voor het slapen gaan. Ik vergeet dat alleen soms. Als ik in bed lig probeer ik vaak zo snel mogelijk te slapen. Ik lig niet uren in het donker te staren. Daar heb ik geen tijd voor. Ik moet de volgende ochtend weer vroeg op. Geen tijd voor een gebed dus. Maar waarom zou ik niet weer datzelfde versje gaan gebruiken? Ik ken het uit m’n hoofd. En het is een gebed. Een gebed dat God ook hoort, hoe kinderachtig het dan misschien ook is. God ziet je wel hoor, daar in je bedje in het donker. En Hij wil je horen.
Ik ga slapen, ik ben moe…