Eens in de twee weken is er bij ons jeugdkerk. De jongeren (die al op de middelbare school zitten) krijgen dan een andere gezamenlijke dienst. Die dienst wordt gehouden in de “Doelenzaal”, een zaaltje achterin onze ontmoetingscentrum “De Pastorije.” Dat is ons plekje. Zo’n dienst wordt gegeven door een gemeentelid, die een preek voorbereid en ons probeert te leren en na te denken over het geloof.

Vanochtend was er ook weer jeugdkerk. Er werd uit de Bijbel gelezen: Lucas 24:13-35. Het verhaal van de Emmaüsgangers:
Twee mannen zijn onderweg van Jeruzalem naar het plaatsje Emmaüs, dat op dat moment in het bezit was van de Romeinen. De twee mannen moesten zwaar werken in het kamp, maar om het Paasfeest (dat toen nog niet zo heette) te vieren, waren ze vrij. Ze hadden veel van Jezus gehoord, en volgden hem, maar tijdens het feest is hij opgepakt en gekruisigd. Iedereen heeft het erover. Ze kunnen het gewoon niet geloven. “En ik dacht nog wel dat hij ons zou bevrijden”, zei één van de mannen terwijl hij naar de ander keek.
Opeens kwam er een onbekende man naast hen lopen. “Waarom zijn jullie zo verdrietig?” vraagt de man vol belangstelling. “Wat een domme vraag is dat, zeg. Heb je het verschrikkelijke nieuws niet gehoord? Jezus, de belangrijke profeet is gekruisigd, inmiddels alweer drie dagen geleden. En dat net, toen wij weer hoop begonnen te krijgen”, de man blijft even stil en slikt. “We dachten dat hij onze bevrijder was.” De andere man doet ook zijn mond open: “Ja, en er zijn nu geruchten dat hij weer is opgestaan, dat had Maria gezien. Maar dat geloven wij niet, hoor. Wat moet je met dat soort verhalen? Daar kan je toch niks mee.”
Maar dan zegt de onbekende man iets wat ze niet verwachtten. Hij begint te praten over Jezus, en wat er staat in het oude testament. “Want was het niet de bedoeling dat die Jezus moest sterven aan het kruis?”
Het wordt avond, en het is nog een heel stuk lopen. De twee mannen dringen de onbekende aan om met hen mee naar huis te gaan en daar te eten en te overnachten, zodat hij morgen weer verder kon reizen.
Thuis aangekomen, gaat iedereen aan het diner. De onbekende man geeft een zegen over het eten en breekt het brood. En dan zien de twee mannen het pas. Jezus was al die tijd al in hun midden! Ze zien hem! Maar voordat ze iets kunnen zeggen. Is hij al uit hun huis verdwenen.

Vroeger, als ik dan in mijn bed lag, dan ging ik bidden. Ik bad bijvoorbeeld voor mijn opa en oma, of voor mijn juffrouw. En als ik met problemen zat, bad ik daar ook voor. Het ging dan ongeveer zo:
“Lieve God, wil U bij mijn opa en oma zijn. En voor mij zorgen als ik morgen weer naar school doen. Wil u mij lekker laten slapen en mij helpen met mijn Engelse woordjes. En wil U dat allemaal alsjeblieft nu meteen doen, lieve Heer. Dat vraag ik U in Jezus’ wil alleen. Amen.”

Alsjeblieft, nu meteen. Vaak zit je met problemen die je graag opgelost wil hebben. En dan het liefst nu meteen. Je vraagt het maar, soms is het bijna smeken. Maar het lijkt soms stil aan de overkant. God heeft niet dezelfde tijd als jij. Hij zal alles doen op Zijn tijd, en je zal zien dat Hij gelijk heeft.
Net zoals die mannen die naar Emmaüs gingen. Ze mopperden, en kregen een antwoord wat ze niet verwachtten. Feedback is soms niet altijd leuk. Daar kom ik tegenwoordig wel achter in mijn opleiding. Maar het zal je ongetwijfeld helpen.
En zo is God ook. God geeft feedback. Op Zijn tijd. Op Zijn manier. Denk niet meteen: het is stil aan de overkant. Want God heeft Z’n woordje klaar.

vissers