Er staat immers geschreven: ‘Wees heilig, want ik ben heilig.’ – 1 Petrus 1:16

Een nieuw stukje uit de Bijbel, maar dan een paar verzen eerder dan vorige week.

1 Petrus 1
Heilig zijn. Het is niet de makkelijkste task. Want liever dat je bij de groep hoort, dan dat je wordt gebombardeerd tot heilig boontje. En hoe moet je dan precies “heilig zijn?” De tien geboden zijn niet de makkelijkste regels om je aan te houden. Roddelen is een slechte gewoonte. En als je liever had gewild dat die ene vervelende jongen in je klas vanochtend was thuisgebleven, dan denk je eigenlijk al te negatief. Nee, het is geen appeltje eitje.

Laatst kwam ik op het bankje van de bushalte in het dorp iemands portemonnee tegen. Iemand had hem achtergelaten. Aan het roze bloemetjespatroon te zien was de eigenaar een meisje, en ze is hem tijdens het instappen op het bankje vergeten.
Ik wist in eerste instantie niet precies wat te doen met de portemonnee, want ja, laat ik hem nou zomaar liggen? Er wordt niet veel gestolen in Mijnsheerenland, maar wanneer je iets van waarde zo, open en bloot ergens laat slingeren dan daag je het wel een beetje uit.
Uiteindelijk heb ik zonder er ook maar in te kijken besloten hem aan de buschauffeur te geven. Hij mocht hem dan bij de gevonden voorwerpen leggen. Ik kon het in ieder geval niet over mijn hart verkrijgen om het te laten liggen.

Later die dag kreeg ik over hetzelfde verhaal een discussie. “Ja, waarom had je het geld er niet uitgehaald. Jij hebt ervoor gezocht dat alle pasjes die erin zaten niet gejat zijn.” en “Nu heeft de buschauffeur al het geld al gepakt.” kwamen onder andere voorbij.
Ieder zijn eigen mening, maar ik vond het niet helemaal kloppen. Hoe ik het zag was dat er een smoesje werd verteld om het geld in je eigen zak te stoppen. Dit is voor mij niet weg gelegd. Sterker nog, ik voelde me niet eens geroepen om iets met het geld te doen. Ik dacht meteen, dit is niet mijn geld en niet mijn portemonnee. Ik zou het zelf ook fijn vinden als iemand mijn portemonnee veilig zou stellen.

Ik vond dus van mezelf dat ik eerlijk heb gehandeld. En dat terwijl ik er pas later achter kwam dat dit een stukje heilig is. Ik wil hiermee niet zeggen dat ik perfect ben, want dat ben ik niet. Ik kom niet eens in de buurt. Maar het gaat om dat beetje eerlijk zijn. Want dat is heilig zijn.