“Hun doen het anders als ons.” Ik haal mijn oordopjes uit m’n oren om te controleren of ik het wel goed heb gehoord. De vrouw die tegenover mij in de bus zit, vervolgt rustig haar telefoongesprek. “Je weet hoe hun zijn: er is geen peil op te slaan.” Ik bijt op m’n tong om niet te reageren op de vrouw. Binnen begint de ergernis te borrelen, maar met veel moeite lukt het me om me in te houden.

Ik begin er steeds meer op te letten: mensen die fouten maken in zinsopbouw of woordkeuze. Ook fouten rondom spreekwoorden en gezegden gebeuren steeds frequenter.
Selma Wagner heeft er zelfs een Instagram-account ‘Treintaal’ aan gewijd. Ze gaat gericht op zoek naar versprekingen die mensen maken in de trein. Ik moet hartelijk lachen om sommige foutieve spreekwoorden die ze op haar account heeft geplaatst. Anderzijds vindt een deel van mij het toch zorgwekkend dat steeds meer mensen deze fouten maken zonder het door te hebben.

Nu ben ik ook maar een studente Communicatie en géén neerlandicus. Zoals iedereen doet, verspreek ook ik me weleens.
Op verjaardagen ben ik uiteindelijk altijd de vervelende persoon die om te vertellen dat ze zojuist “dan” in plaats van “als” moesten gebruiken. Dit wordt negen van de tien keer beantwoord met een diepe zucht of het rollen van de ogen, waarna ze hun verhaal afmaken.
Toch irriteert het me dat mensen steeds dezelfde fouten blijven maken zonder dit te beseffen. Mijn irritatie geldt trouwens niet voor dialecten.

Het baart mij zorgen dat de spreektaal steeds meer wordt opgenomen in het schrijven. We hebben het bijna jaarlijks over de gevreesde rekentoets die iedereen verplicht is met een voldoende af te ronden, terwijl er over een toets Nederlands maar weinig of niet wordt gesproken. Wiskunde en rekenen worden nog altijd belangrijker geacht dan taal. Toch wordt er geklaagd dat men geen baan kan vinden, terwijl hun sollicitatiebrief barstensvol fouten staat. Nu komt deze kritiek wel van iemand met een talenknobbel. Ik ben allang blij dat ik rekenen met een zwak zesje heb afgerond.

Als ik zo mijn omgeving beluister, merk ik dat het de Nederlanders eigenlijk maar weinig uitmaakt of we correct Nederlands spreken. “Je snapt toch wat ik bedoel? Dan is het toch goed genoeg?”
Ik geef toe: Nederlands is geen makkelijke taal om te leren spreken en schrijven. Proberen we inmiddels niet met z’n allen onze fouten goed te praten? Zoals bij het woord “opnieuw”, dat we maar hebben besloten te vervangen door “overnieuw” omdat toch niemand meer de correcte vorm gebruikt.

Ik zucht even, waarna ik mijn oordopjes toch maar weer in mijn oren stop. Ik zou de vrouw graag verbeteren, maar houd me in. Het verzamelen van versprekingen in het openbaar vervoer om hiermee mensen te entertainen en wakker te schudden, laat ik aan een ander over. Je kan ook niet iedereen redden.

Deze column heb ik geschreven voor een schoolopdracht.