Het is maart, zonnig en een graad of één. Toen ik vanochtend wakker werd, kon ik maar moeilijk geloven dat ik al net iets meer dan een week (alleen) in Seoel, Zuid-Korea heb doorgebracht. Ik kijk omhoog. Voor me liggen de vele treden die ik nog moet belopen. Ik doe m’n best om niet te hard te hijgen tijdens het klimmen. Even ontmoeten mijn ogen die van een medetoerist die dezelfde trappen beklimt. We lachen naar elkaar en knikken. We kennen dezelfde pijn van het vele traplopen in deze grote stad. Ik geef mezelf nog een mentaal klopje op mijn schouder en bedank mezelf dat ik het grootste deel met de kabelbaan naar boven ben gegaan. Het hele eind naar boven klimmen, had nog veel lastiger geweest. Ik houd mijn ogen gericht op de treden die ik nog te gaan heb.
Sinds maart is de tijd gevlogen. Niet alleen de maand van mijn grote reis zelf ging zo voorbij, maar ook de tijd daarna. Ik vind het nu af en toe nog steeds moeilijk te bevatten dat ik alweer twee en een halve maand terug ben in Nederland. Ik zal heel eerlijk zijn: stiekem heb ik nog steeds een beetje heimwee. Toch ben ik aan de andere kant heel blij om weer in Nederland te zijn. Ik ben dan ook heel dankbaar voor iedereen die heeft meegeleefd met mijn reis, die online de reis heeft mee gevolgd en iedereen die me achteraf nog heeft aangesproken om te vragen hoe het was.
Lesje vertrouwen
Deze solo-reis naar Seoel was niet alleen een grote droom en een leuke vakantie voor me, maar ook een grote uitdaging. Het betekende namelijk dat ik volledig uit mijn comfortzone moest. Ik zou dus liegen als ik zou zeggen dat ik het niet eng vond in eerste instantie. Iets wat mij dan ook heel erg troostte en geruststelde, was het feit dat God altijd met je meegaat.
Zoals ik in één van mijn vorige blogstukken schreef, is mijn ‘Woord van het jaar’ het woord: ‘Vertrouwen.’ Je kunt je dus denk ik wel voorstellen dat dit voor mij het ultieme moment was om dit te testen.
Mijn Bijbel, bijbeldagboek en notitieboekje gingen dus gezellig met me mee, zodat ik ook aan de andere kant van de wereld mijn dagen kon beginnen met een stukje uit het Woord. Hoewel het me redelijk lukte om dit ritme erin te houden, merkte ik toch dat ik weer hetzelfde ervaarde als ik in het blogstuk ‘Woord van het jaar‘ beschreef: ik was zo gefocust op het maar willen voelen van Gods aanwezigheid, dat ik me niet echt tót Hem richtte.
Missie gefaald?
Je zou dus nu de volgende conclusie kunnen trekken: “Het versterken van je vertrouwen is niet gelukt. De missie is gefaald.”
Hoewel ik eerst een beetje teleurgesteld in mezelf was, weet ik toch dat het geen volledige Geestelijke fail is geweest. Ondanks dat ik het moeilijk vond om God te vinden tijdens mijn reis, ben ik Hem, achteraf gezien toch nog veel tegengekomen.
In de jongen die de oudere man hielp met het kopen van een bus ticket. In de man die mij een slokje van zijn water aanbood. In de man die mij een blikje cola aanbood. In de oudere vrouw die stopte om een hond te aaien en complimentjes te geven. In de oudere vrouw die haar stoel afstond voor een zwangere vrouw en die meteen van iemand anders weer een stoel aangeboden kreeg. En ook in de verschillende mensen die ik ben tegengekomen en heb gesproken in de Gospel City kerk.
Ik mag mijn ‘Woord van het jaar’ dan wel niet met volledig succes hebben kunnen oefenen, maar dat betekent niet dat mijn geloof niet is gegroeid. Seoel heeft me namelijk geleerd dat je Gods aanwezigheid niet alleen kan ervaren in de dingen die je zelf voelt. God is juist ook te vinden in de liefde die andere mensen naar elkaar uitdragen. In de manier waarop mensen onbaatzuchtig en behulpzaam naar elkaar omkijken.
Deze manier van Gods aanwezigheid ervaren was, in een grote stad als Seoel, waar mensen vaak zo naar binnen gekeerd zijn, voor mij volledig nieuw. Waarschijnlijk is het juist omdat ik het niet verwachtte.
Ook na mijn reis kom ik God telkens weer tegen. Ik ben steeds meer gaan letten op Gods hand in mensen en dingen.
Ik denk nog weer even terug aan maart:
Bij de laatste treden richting de N Seoul Toren, voel ik mijn beenspieren toch wel aardig branden. Ik spreek mezelf nog even moed in terwijl ik de laatste paar stappen zet. “Ik ben boven!”, denk ik opgelucht terwijl ik mijn ademhaling wat probeer te reguleren. Mijn hart klopt in mijn keel. Door de inspanning was mijn hartslag al aan de hogere kant, maar nu ik het uitzicht zie, lijkt mijn hart nog sneller te kloppen. Ik denk dat ik wel een kwartier lang met mijn mond open heb rondgelopen. Het uitzicht op de stad is adembenemend. Ik spreek spontaan een dankgebed uit. Na het zien van de schepping in al haar schoonheid, weet ik het zeker: God kun je zien, ook aan de andere kant van de wereld.