Tijdens het eerste weekend van mei ben ik weer een paar dagen naar het klooster geweest. Vorig jaar was ik daar ook, en ik merkte dat ik het nu ook weer even nodig had om me terug te trekken naar de stilte en daar God te zoeken.
Het dagritme van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Oosterhout is wel altijd even wennen voor me. Om kwart over zes ’s ochtends begint de eerste van de zes diensten op de dag en je hebt geen tijd om daarvoor even je stem op te warmen. Ook tijdens de vroege dienst klinken de klanken van sopranen door de kapel en mag je lekker met ze mee zingen.

Wat ik wel als heel fijn heb ervaren, is dat de zusters tijdens hun diensten iedere dag meerdere keren hetzelfde Bijbelstuk voorlezen. Ik heb gemerkt dat pas dan bepaalde stukken beter tot je doordringen. En zo ook het gedeelte uit Johannes 21:1-11.

De zin die me namelijk tijdens de schriftlezingen steeds meer is gaan opvallen, is:
“Zodra Simon Petrus dat hoorde, deed hij zijn bovenkleed aan – want hij was nauwelijks gekleed – en sprong in het water.”

Mogelijke redenen

Op het eerste gezicht voelt het zo tegenstrijdig: waarom zou je meer kleding aan doen om vervolgens in het water te springen?
Na de dienst ontstond er dan ook snel een diepgaand gesprek over de mogelijke redenen die Petrus hiervoor had.

Veel van de gasten die ook het weekend in het klooster verbleven, concludeerden dat het te maken moest hebben met de eerbied die Petrus voor Jezus heeft. Een ander zei dat het ook wellicht te maken kon hebben met schaamte. Hij had Jezus natuurlijk daarvoor drie keer verloochend. Misschien wilde hij zich daarom wel juist meer verschuilen in zijn kleding?

Zuster Hildegard, de zuster die verantwoordelijk is voor het contact met de gasten, merkte op dat je Jezus niet zomaar onbekleed onder ogen kunt komen.
“Net zoals wij God niet onder ogen kunnen komen zonder Jezus.”
Haar verhaal ging verder: “Door de doop of belijdenis kiezen wij voor Jezus en mogen wij ons bekleden met Christus.”
Even waren we stil en keken we elkaar wat vragend aan. Alsof Zuster Hildegard de vragentekens op onze gezichten kon aflezen, legde ze vervolgens uit: “Soms voelt het bekleed zijn met Christus een beetje als een te grote, zware jas. Net zoals Petrus’ kleding zwaar aanvoelde in het water. Bij de doop of belijdenis heb je dan wel ‘ja’ gezegd op Jezus, maar dit maakt het nog niet per se meteen makkelijk om Zijn wil te doen.”

Mijn jas

Toen ik mijn belijdenis gedaan had, had ik heel even het idee dat mijn geloof daarna op rolletjes zou lopen. Heel naïef van me, natuurlijk. Maar ik dacht dat als je ‘ja’ had gezegd tegen Jezus, je relatie daarna wel goed zou zitten. En daarmee ook gelijk het leven naar Zijn Woord.
Niets is uiteraard minder waar. Ook ik voelde al snel het gewicht van de te grote jas. En het nadeel van te grote kleding, is dat het makkelijk van je schouders afzakt. Je kunt het zo weer kwijtraken wanneer je het niet goed vasthoudt.
Maar, hoe meer je ervan bewust wordt dat je bekleed bent met Christus, hoe meer de jas je gaat staan. Hij gaat meer en meer passen.

Want dat is het mooie van de jas. Je mag erin groeien. Steeds als je sterker wordt in je relatie met Jezus, dan gaat de jas je beter staan en ga je de liefde die je van Hem ontvangt, doorgeven aan anderen. Dan gaan mensen het aan je zien en merken aan je gedrag.

Eenmaal weer thuis, merk ik dat ik de stilte van het klooster mis. Ook dit jaar was het weer een heel inspirerend en bijzonder weekend. Een weekend waarbij ik veel dingen mocht ervaren en veel dingen die ik mocht loslaten.
Maar één ding houd ik stevig vast… En dat is mijn jas.